Een polderwandeling in de Bollenstreek
Wie Lisse zegt, denkt aan bloeiende bollenvelden en de Keukenhof. Minder bekend is dat Lisse ook polders heeft. Waar het water van de Greveling en de Ringsloot elkaar raken en ik het klaphek achter me laat dichtvallen, stap ik uit de zaterdagse bedrijvigheid in een groene oase van rust. Het is 10 uur.
Langs de gerenoveerde boerderij Langeveld. De boer is allang verdwenen, maar ik denk even aan de tijd dat ik als kind hier speelde en de boerderij met kaasmakerij nog in bedrijf was. De stallen zijn gesloopt, de boerderij is gerenoveerd tot woning en in de tuin ligt een haas te rusten in het warme ochtendzonnetje. Hij ziet mij, ik zie hem. Verderop gaat een meerkoet zijn nest nog maar eens verbouwen en aan de overkant in het bollenveld springen en buitelen de hazen over elkaar heen. Ik ben nu echt in het buitengebied. Met een grote boog kom ik bij de tweede Poellaan. Klaphekjes werden eerder al overstapjes. Ik verlaat de Ringsloot tijdelijk en steek de Poelpolder op het smalste deel door.
De opvallende koepel van de Engelenkerk vormt het decor voor drie mannen die gladiolen snijden in het veld. Onderweg word ik ingehaald door wielrenners en hardlopers. Via de Rooversbroekdijk, het gedempte oostelijk deel van de Ringsloot, kom ik bij de Lisserpoelmolen, de enig overgebleven molen van de droogmakerij. Daar voorbij, vind ik de Ringsloot terug als ik via het overstapje de dijk opga. In dit hoekje heeft een groepje rood- en zwartbonte dames zich neergevlijd. Ik moet nu goed kijken waar ik loop om mijn schoenen enigszins schoon te houden.
Hier ligt de polder het laagst, ruim drie meter beneden de zeespiegel. Mijn route buigt zich weer in noordelijke richting. In het midden klit een groep koeien bij elkaar. Aan de overkant van de sloot in de Hellegatspolder ontdek ik een roofvogel op een bordje. Hij ziet mij ook en gaat expres verderop zitten. Op de dijk vind ik opengebroken zoetwatermosselen, voer voor de scholeksters. Voor dit ommetje neem ik de tijd en ga op een bankje zitten. Eerlijk is eerlijk, we leven in een uitzonderlijk rustige periode waardoor het extra genieten is. Met mijn gezicht in de zon – het wordt al aardig warm – kan ik de polder helemaal overzien. In de verte rijdt een auto met caravan op weg naar de boerencamping. Laag in het veld maakt een weidevogel nogal wat stampij om iets, misschien mijn aanwezigheid of een ander potentieel gevaar. Het blijkt een grutto te zijn. Aan de overkant zie ik een tweede groepje hazen heen en weer rennen, achter elkaar aan, over elkaar heen, als een losgelaten schoolklasje. Bij deze levendigheid lijkt het alsof ook alle dieren profiteren van deze mooie dag.
Na de derde Poellaan loop ik over de dijk tot ik niet verder kan. De sloot loopt door, de weg versperd omdat erachter privégrond ligt. Jammer, maar de tocht lijdt er niet onder. Ik verlaat de dijk via het steile talud en steek de polder door, dwars door de weilanden. De grond maakt sopgeluiden onder mijn schoenen. In de verte zie ik de wieken van de Lisserpoelmolen rustig draaien. Via de Rooversbroekpolder kom ik op de Ringvaartdijk, pal naast het kanaal. Het is zomers warm en jongens en meisjes zwemmen in het kanaal of zonnen op hun handdoekje op de dijk. Bij de jachthaven maken mensen hun bootje klaar voor een dagje of voor het resterende vaarseizoen. Dan laat ik de Ringvaart voor wat het is en volg de dijk langs het water van de Greveling. Als deze verderop de Ringsloot aantikt en ik het laatste klaphek heb laten vallen, ben ik terug in de zaterdagse bedrijvigheid van het dorp.